Met een periodieke liftkeuring voldoet u aan de wettelijke plicht om uw personenlift(en) elke achttien maanden te laten keuren.
Voor het vervoer van personen en goederen zijn liften onmisbaar. Hoewel liftgebruikers vooral het gebruiksgemak ervaren, is de liftveiligheid voor hen net zo belangrijk. Daarom laten gebouw eigenaren en -beheerders hun liften periodiek keuren.
In het Warenwetbesluit Liften en Arbobesluit staat vastgelegd welke liften wel of niet door een onafhankelijke liftkeuring instelling gekeurd moeten worden.
De wetgeving stelt dat een personenlift eens per achttien maanden gekeurd moet worden. De allereerste periodieke keuring van een lift moet binnen twaalf maanden plaatsvinden, daarna iedere achttien maanden. Beschikt u over een personenlift dan dient u te kunnen aantonen dat uw lift door een vakkundige liftservice gekeurd is.
Er zijn een aantal lift installaties die uitgezonderd zijn van keuring door een aangewezen keuringsinstelling. Deze installaties zijn o.a.:
Deze installaties hoeven dus niet noodzakelijkerwijs door een aangewezen keuringsinstelling gekeurd te worden.
Volgt u on al op LinkedIn? 010Liftservice.
Voor de veiligheid van alle liftpassagiers controleert de inspecteur van uw lift op ruim zestig punten. Waar let hij op als hij uw lift keurt? Een greep uit alle veiligheid checks die hij tijdens de liftkeuring doet.
1. Controle snelheidsbegrenzing.
Overschrijdt de lift de maximumsnelheid met meer dan 15%? Dan moet de snelheidsbegrenzer de vang in werking stellen. De inspecteur checkt de werking tijdens de liftkeuring.
2. Controle vanginstallatie.
De vang is het belangrijkste veiligheidssysteem. Breken de draagkabels? Dan moet de lift vol remmen. De vertraging mag niet meer dan 1G bedragen.
3. Controle draagkabels.
Het maximaal toegestane aantal breuken per kabeldeel (100 tot 150 mm) is 5 per streng en 15 per slag. De kabelspanning mag onderling niet verschillen.
4. Inspectie tegengewicht.
Het tegengewicht is meestal 50% zwaarder dan de liftkooi. Met een gewicht tot wel 1800 kg mag het nooit uit de geleiding lopen.
5. Controle deurvergrendeling.
De lift mag alleen rijden als de schacht deuren gesloten en vergrendeld zijn. De minimale grendel afstand is 7 mm.
6. Controle knel beveiliging.
Sluiten de liftdeuren tijdens het instappen? Dan moet de beveiliging ervoor zorgen dat ze meteen weer opengaan.
7. Controle stopverschil.
20% van alle liftongelukken wordt veroorzaakt door liften die niet gelijk met de verdieping stoppen. Het hoogteverschil mag maximaal 10 mm zijn.
8. Controle intercom.
Wie opgesloten raakt, moet hulp kunnen inschakelen. De inspecteur controleert tijdens de liftkeuring of de intercom functioneert.
9. Controle noodverlichting.
Valt de stroom uit, dan moet de noodverlichting aangaan. Zo kunnen de passagiers de intercom of alarmknop vinden.
10. Controle veiligheidscircuit.
Een lift mag alleen rijden als alle veiligheidscontacten gesloten zijn. Is dat elektrisch correct gerealiseerd? Zijn de contacten veiligheidscontacten? We checken het tijdens de liftkeuring.